-
Soorten onderzoek
-
Praktijk/Fundamenteel
-
Praktijkonderzoek
- Oplossen van problemen uit de praktijk
- Definitie: waarbij praktijkproblemen worden opgelost, meestal in opdracht van een opdrachtgever.
-
Werkvolgorde
- Probleemanalyse: wat is de centrale onderzoeksvraag
- Onderzoeksontwerp: in het ontwerp geef je aan hoe je de onderzoeksvraag gaat beantwoorden
- Het idee wordt onderwerp;
- Het maken van de centrale vraag- en doelstelling;
- Het vaststellen van het onderzoekstype Dataverzamelingsmethode. (de methode om je gegevens te verzamelen), met andere woorden welke methode je gaat gebruiken om je gegevens te verzamelen;
- Het schrijven van je onderzoeksplan.
- Dataverzameling: info die nodig is om vraag te beantwoorden
- Data-analyse: analyse gegevens
- Rapportage: verslag onderzoek, resultaten en conclusie, evaluatie onderzoek
-
Fundamenteel onderzoek
- =theoretisch onderbouwd
- vragen beantwoorden die niet primair gericht zijn op toepassing in de praktijk
- Definitie: is onderzoek waarbij een theorie wordt getoetst (of ontwikkeld).
-
Kwalitatief/kwantitatief
-
Kwantitatief
- Afstand nemen tot objecten door ze numeriek te maken
- voornamelijk cijfermatig onderzoek vaak statistisch technieken gebruikt om data te analyseren
-
Kwalitatief
- De onderzoeker voert onderzoek uit in het veld (ofwel: in de werkelijkheid)
- Definitie HOLISME: benadering waarin onderzoekseenheden in hun omgeving als geheel worden onderzocht
- nauwelijks of geen cijfermatig onderbouwing
-
Grounded theory (gefundeerde)
- Glaser & Strauss (1967)
- Uiteenrafelen
- Verdeel de gegevens (tekst, interviewverslag etc.) in kleine fragmenten
die je in één woord kunt samenvatten (uiteenrafelen).
ga na waarom je precies dát fragment selecteert.
- Coderen
- Je evalueert de gebruikte termen
Welke waarde kennen onderzoekseenheden (onderzochte personen) aan gebruikte termen toe?
Je interpreteert betekenis
Zijn deze termen negatief/positief van toonzetting?
- bedenk met welk woord je dit fragment het beste kunt omschrijven (open coderen)
- Structureren
- termen groeperen
- sorteert de gecodeerde begrippen
- brengt hiërarchie aan
- axiaal coderen
- zoekt naar verbanden tussen de begrippen
- associaties en/of combinaties
- maakt hoofdgroepen en subgroepen
- structuur aan in je begrippen
- relaties tussen begrippen
- verbanden en volgorde breng je samen in een model (diagram), weergegeven in codeboom
- Je brengt het gevonden model in verband met je probleemstelling:
- Kan er een antwoord op vraag gegeven worden?
- Zijn er aanvullende vragen?
- Ontbreekt er nog informatie? ja --> opnieuw gegevens verzamelen
- analyse van kwalitatief materiaal
- Uitgangspunten
- Betekenis verlenen (diepte-interview)
- Iteratief proces
- herhaalt het onderzoeksproces totdat je een betrouwbaar antwoord kunt geven
- Inductief
- tijdens onderzoek zoeken naar theorie die past bij verzamelde data (Swanborn, 2002)
- Deductief
- De onderzoeker formuleert eerst een theorie die hij vervolgens toetst op verzamelde data.
- Sensitizing concepts
- uit probleemstelling wordt aantal algemene probleemstellingen
geformuleerd die richting geven aan onderzoek,
die tijdens onderzoek worden afgebakend
- Theorieontwikkeling geen doel op zich
-
Hulpmiddelen
- Mindmapping
- post-it notes plakken
- Software zoals Kwalitan en maxqda
- Word/Excel
-
Betrouwbaarheid
- Zorg voor een zo uitgebreid mogelijke beargumentering van je probleemstelling en je onderzoeksopzet
- Zorg voor een goede registratie van al je methoden en de stappen die je zet.
- Argumentatie van de methoden zet je in een logboek
- Bij interviews
- opnameapparatuur
- inzetten van meerdere observatoren bij groepsinterviews
- Bewaar de bewerkingen van je materiaal in een apart bestand
- Doorloop het analyseproces zo nodig meerdere malen
- Onderhoud nauw contact met de opdrachtgever over de opzet en uitvoering
- Maak gebruik van ‘peer evaluation’ of ‘peer consultation’ (collega controle)
- Gebruik eventueel ook triangulatie (meerdere invalshoeken)
- Probeer zoveel mogelijk je resultaten systematisch vast te leggen
-
Validiteit
- generaliseerbaarheid vaak geen doel
-
Soorten onderzoek
-
Survayonderzoek
-
Kenmerken
- Een grote groep personen onderzoeken;
- Op één moment in de tijd;
- Meningen, houdingen, kennis onderzoeken;
- Beschrijvings- en/of verklaringsvragen;
- (Half) gestructureerde vragen en antwoorden;
- Een groot aantal vragen;
- Aselecte steekproef;
- Kwantitatieve analyse
-
Soorten
- Schriftelijke (post)enquêtes
- Telefonische enquêtes
- Face to face (persoonlijke) enquêtes
- Internetenquêtes
- Panelenquête
-
termen
- Steekproef
- Eisen
- De steekproef is representatief voor de populatie;
- De steekproef is willekeurig (aselect);
- De steekproef is voldoende groot
- Als aan eisen is voldaan, mag je uitspraken over de popultaie doen
- aSelecte steekproeven:
- Enkelvoudig aselect
- iedere entry in het databestand heeft een berekenbare (gelijke) kans om in de steekproef terecht te komen.
- Systematische steekproef met aselect begin
- uit een bestand wordt iedere x-de persoon in de steekproef betrokken. Op aselecte wijze wordt bepaald waar de steekproef begint.
- Clustersteekproef
- een hele groep te onderzoeken in plaats van een willekeurige steekproef te trekken (groep wordt aselect getrokken)
- Gestratificeerde steekproef
- afgebakende deelpopulaties, bv bestaande woonwijken. Dit worden ‘strata’ genoemd. In ieder stratum trek je een aselecte steekproef
- Getrapte steekproef
- meerdere aselecte steekproefmethoden bij elkaar
- Selecte steekproeven
- Quota-steekproef
- iedere enquêteur een aantal interviews/vragenlijsten afnemen, tot een bepaald maximum
- Zelf-selectie
- mensen die reageren op vraag voor proefpersonen
- Doelgericht (purposive)
- selectie van steekproef op basis van bepaalde kenmerken
- Praktisch bruikbaar (convenient)
- aan voorbijgangers gevraagd om mee te doen
- Sneeuwbal
- begin bij een groep mensen en daarna via deze weg uitbreiden
- Populatie=Domein
- ‘eenheden’ (personen, zaken, organisaties) waarover je in je onderzoek uitspraken wilt doen
- Operationele populatie
- van tevoren je populatie specifieker afbakenen (een segment uit je populatie selecteren)
-
Inrichten
- Test je vragenlijst eerst!
- Maak vragenlijst zo kort mogelijk en zo lang als nodig!
- om hoog mogelijke telefonische respons te krijgen, houd je rekening met:
- Vakanties;
- Werktijden;
- Leeftijd;
- Burgerlijke staat;
- Et cetera.
- steekproef in bepaalde woonwijk, dan eerst nagaan hoe deze is samengesteld, zodat je later zo representatief mogelijk beeld kunt geven van zaken als:
- Opleidingsniveau;
- Werkgelegenheid;
- Etniciteit;
- Inrichting buurt (bouw);
- Sociaaleconomische status (de positie t.o,v, anderen in omgeving, o.b.v. opleiding, baan, inkomen en huisvesting);
- Et cetera.
- Tips
- Schrijf altijd introductiebrief;
- Houd de toon in de brief persoonlijk;
- Waarborg vertrouwelijkheid;
- Besteed aandacht aan de lay-out van de survey;
- Stuur tijdig een herinnering;
- Stuur na enige tijd eventueel een nieuwe vragenlijst.
- Een klein relatiegeschenk, bijvoorbeeld een pen;
- Een boeken-, cd- of cadeaubon;
- Meedoen aan een loterij (je respondentnummer is je lotnummer!);
- Een donatie per deelnemer aan een goed doel,
bijvoorbeeld het Wereld Natuur Fonds of
Artsen zonder Grenzen.
Het kinderfonds van Unicef heeft er speciaal een pagina voor ingericht.
-
Respons/Non-respons
- toevallige steekproeffout
- als mensen de lijst niet invullen (onbewust), wordt alleen bepaalde groep geïnterviewd
- systematische steekproeffout
- als mensen bewust weigeren
- bij beide --> kans op problemen bij generaliseerbaarheid
- item non-respons
- Men de vraag niet begrijpt;
- De vraag niet van toepassing is op de respondent;
- Men geen zin heeft om op deze vraag een antwoord te geven;
- Men het antwoord op de vraag niet weet of geen mening heeft.
-
Experiment
-
Voorwaarden causaal verband
- Er is samenhang tussen X en Y. Swanborn (2002, 106) noemt dat ook wel een statistisch verband;
- X gaat in de tijd aan Y vooraf;
- Het effect wordt niet veroorzaakt door een derde variabele.
-
Eisen:
- vinden van een causaal verband
- aantal proefpersonen aan de oorzaakvariabele, ofwel experimentele variabele blootgesteld
- omstandigheden van het experiment moeten voor iedere proefpersoon hetzelfde zijn
- samenstelling van groep proefpersonen van groot belang
- ‘zuiver’ experiment:
- min. 1 experimentgroep
- min. 1 controlegroep
- Randomisatie bepaling groep
- quasi-experiment
- niet mogelijk om je proefpersonen op basis van toeval in subgroepen in te delen
- geen controlegroep
-
Placebo-effect
- het feit dat ze een placebo krijgen heeft al een werking
-
testeffect
- in laboratorium weten mensen dat ze meedoen --> kan invloed hebben
-
Nulmeting/Nameting
- Voormeting kan proefpersoon alert maken --> invloed op nameting
- Solomon four group design’
-
Interview
-
vraaggesprek waarin de beleving van de geïnterviewde(n) vooropstaat
- één interviewde
- groepsinterview
- onderzoeker = moderator
- werkconferenties, workshops (waarbij de groepsleden elkaar kennen), maar ook focusgroepinterviews
- doel informatie te verzamelen over een bepaald onderwerp
-
Wanneer interviews
- Als de beleving van de onderzochten centraal staat,
als je op zoek bent naar motieven van bepaalde keuzes / gedrag;
- Als gevoelige en/of complexe onderwerpen aan de orde komen;
- Als je onderzoeksgroep klein is;
- Ter oriëntatie op je hoofdonderzoek, in je vooronderzoek dus
-
Soorten
- Ongestructureerd
- met (meestal) één hoofdvraag en/of alleen met onderwerpen (topics genaamd)
- Semi-gestructureerd
- wel een vragenlijst of een lijst met onderwerpen (topiclijst). Er is zeker alle ruimte voor de eigen inbreng van de respondent
- Gestructureerd
- mondeling afnemen van een vragenlijst met gesloten en open vragen
-
Opbouw interview
- beginnen met eenvoudige vragen (feiten)
- vervolgens achtergronden van) meningen
- daarna meer gevoelige vragen te stellen
- eenvoudige vragen aan het eind
- eerst proefinterview houden waarin je bovenstaande test
- Begin
- Introductie
- Voorstellen;
- Gespreksdoel;
- Opbouw;
- Geschatte duur;
- Waardering deelname;
- Belang van informatie;
- Wat gebeurt met de informatie.
- Midden (kern)
- Vervolgens kom je bij de kern van je interview, waarin je in onderdelen het hoofdonderwerp aan de orde stelt.
- Einde
- Bouw na het gesprek het onderwerp goed af.
Vat het gesprek samen,
geef de respondent de gelegenheid om nog wat aan te vullen of op te merken en
zorg dat hij tevreden weggaat.
-
De interviewsetting
- Gesprekken opnemen
- denk aan toestemming
- meer aandacht voor geïnterviewde
- Gesprekstechnieken
- hulpmiddel bij het verloop van een gesprek
- papegaaien (letterlijk het laatste woord nazeggen)
- parafraseren
- knikken,
- hmmm-en,
- omgaan met stilte (de zogenaamde vier-seconderegel)
- Houding en oogcontact
- meelevend
- oprecht
- schuin tegenover zittend
- niet te veel oogcontact (confronterend)
-
Observatie
- systematische waarneming van bepaalde gedragingen van personen
-
Verschillende typen
- Veldobservaties (in alledaagse situaties);
- Laboratoriumobservaties (gecontroleerde setting, komt in de buurt van een experiment);
- Participerende observatie, waarbij de onderzoeker meedoet aan alle activiteiten die de onderzochten (in het dagelijks leven) ondernemen.
-
Verschillende vormen
- Participerend: de onderzoeker doet mee in de groep die wordt geobserveerd, of hij blijft langs de zijlijn);
- Gestructureerd: met observatiecategorieën
-
Monitor
- worden gegevens verzameld om de ontwikkelingen op een bepaald terrein te kunnen volgen
-
Voorwaarden
- Factor ‘tijd’: gegevens van onderzoeken op verschillende tijdstippen (longitudinaal onderzoek) worden met elkaar vergeleken. Zo wordt een ontwikkeling waargenomen en vastgelegd.
- Op elk meetmoment worden dezelfde meetinstrumenten ingezet en worden dezelfde verschijnselen op dezelfde manier gemeten. Het onderzoek wordt als het ware herhaald. Dit verhoogt de betrouwbaarheid van de uitkomsten.
- meestal kwantitatief
-
Secundaire analyse
- Hergebruik van reeds gebruikte dataset (gegevens) voor ander onderzoek
-
Redenen
- Tijdwinst
- Financiële voordelen, zelf doen kost geld
- Beschikbaarheid van de data. Er zijn veel datasets beschikbaar die zich uitstekend lenen voor een nieuwe analyse.
- Bruikbaarheid. een voorwaarde. niet vaak een dataset vinden die precies aan je eisen voldoet
- dataset bewerken
- probleemstelling aanpassen
- oplossingen vinden voor gemaakte fouten
-
Literatuuronderzoek
- onderzoek waarbij je hoofdzakelijk gebruikmaakt van geschreven teksten om je probleemstelling te beantwoorden
-
Redenen
- Bij beschrijvings- en/of vergelijkingsvragen;
- Ter oriëntatie op een probleemsituatie;
- Als theoretische onderbouwing van de onderzoeksopzet.
-
Gevalstudie
- onderzoek speelt in één organisatie of één groep af (casestudie)
- kwalitatief onderzoek
-
Bureauresearch en inhoudsanalyse
- een inhoudsanalyse is meer dan het bestuderen van gevonden literatuur of het lezen van stukken. Het is een vorm van kwalitatief bureau-onderzoek waarin documenten of, zoals Swanborn zegt, ‘de neerslag van verbaal gedrag’ (Swanborn, 1987, 220; zie ook ’t Hart et al., 1998, 297) intensief worden geanalyseerd op de betekenis van en relatie tussen de gebruikte woorden
- Taal is het uitgangspunt van de analyse
-
Stromingen
-
Empirisch-analytisch
- objectief onderzoek
- onderzoekssituatie zoveel mogelijk beheersen
- ontwerpen een onderzoek dat herhaalbaar en controleerbaar
- bekijken alle processen in hun onderzoek rationeel, ofwel logisch, verstandelijk
- niet op hun gevoel af, alles wordt beredeneerd
-
werkwijze
- tevoren een antwoord op hun onderzoeksvragen op grond van (bestaande) theorieën
- toetsen ze of deze antwoorden overeenkomen met die van de groep
-
Empirisch: onderzoek verricht met behulp van bepaalde systematiek waar te nemen wat zich in je omgeving afspeelt
- Empirie betekent ervaring als bron van kennis
- Analytisch: kritisch en rationeel naar haar eigen resultaten kijkt:
onderzoeksresultaten blijven als het ware geldig tot het tegendeel wordt aangetoond
-
veelal fundamenteel/kwantitatief onderzoek
- methoden van onderzoek zijn onder andere het experiment en de enquête
- EMPIRISCHE CYCLUS: Probleem Theorie Onderzoek P1 T1 O1 P2 T2 O2 P3 T3 O3 P4 ...
-
Interpretatief
- interpretatie, de uitleg die personen aan een situatie geven, en niet slechts kale cijfers
-
kwalitatief van aard, en richt zich op personen en groepen
- Veel antropologen maken gebruik van interpretatief onderzoek, bijvoorbeeld als ze een tijd bij een bepaalde stam gaan wonen
- participerende observatie
-
Kritisch-emancipatorisch
- methoden: dataverzamelingsmethoden bv. Vragenlijstonderzoek, diepte-interviews, observatie, experiment.
- niet uitgesproken kwantitatief of kwalitatief
- niet alleen kritisch naar de maatschappij kijken, maar ook naar de eigen onderzoeksresultaten
- Met deze resultaten willen onderzoekers in deze stroming bijdragen aan processen in de samenleving die de emancipatie van groepen
(gelijke rechten voor bijvoorbeeld mannen en vrouwen) bevorderen. Vandaar de benaming kritisch-emancipatorisch
-
Vragen voor/tijdens onderzoek
-
Vooraf
- Wat ga ik onderzoeken?
- Waarom ga ik onderzoeken?
- Wie ga ik onderzoeken?
- Hoe ga ik onderzoeken?
- Waar ga ik onderzoeken?
- Wanneer ga ik onderzoeken?
-
6W's
-
Wat is het probleem?
- Hoe is het omschreven, is het duidelijk wat wordt bedoeld, ontbreekt iets en zo ja wat?
-
Wie heeft het probleem?
- Of bij wie berust het probleem? Je gaat na wie de spelers bij het onderwerp zijn, de betrokken eenheden.
- Wanneer is het probleem ontstaan?
-
Waarom is het een probleem?
- Probeer de daadwerkelijke reden voor het onderwerp te achterhalen. Geen dubbele bodems, verborgen agenda’s en doelstellingen.
-
Waar doet zich het probleem voor?
- Zijn bepaalde aspecten van het probleem belangrijker dan andere, zijn er bepaalde probleemgebieden aan te wijzen?
-
Wat is de aanleiding?
- Hoe is het probleem ontstaan? Achterhaal de geschiedenis van het onderwerp.
-
Oriëntatiefase
-
Centrale vraag?
-
Probleemomschrijving
- Probleemstelling
- hoofdvraag die je met je onderzoek beantwoordt
- Samenhang met doelstelling
- aantal deelvragen over het onderwerp
- samenhang met te formuleren onderzoeksvragen (tijdens analyse beantwoorden)
- relatie met de verwachtingen die je voor de uitkomsten van het onderzoek hebt geformuleerd
- Doelstelling
- Centrale formulering (niet te specifiek)
- Aanduiding van de relevantie (praktijkgericht)
- Vermelding van de doelen en wensen van de opdrachtgever
- Aanduiding van het onderzoekstype (praktijkgericht)
- moet volledig zijn
- geen verborgen doelen hebben en objectief zijn vastgesteld
- in de vorm van een VRAAG
- welke kennis heeft onderzoeker nodig?
- gedrag, motieven, feiten, meningen
- kwantitatief / kwalitatief?
- beschrijvende, evaluerende of vraag naar bepaald effect?
- over wie is kennis nodig
- over welke periode is kennis nodig
- welke begrippen zijn belangrijk
- Vraagtypen:
- Beschrijven
- Wat is het bestedingspatroon van jongeren tussen de 18 en 25 jaar in de Randstad?
- Definiëren
- Met welke kenmerken kunnen de bezoekers van het Dierenpark Amersfoort worden getypeerd?
- Verklaren
- Hoe komt het dat jongeren op het voortgezet onderwijs steeds minder boeken lezen? (Of: Waarom lezen jongeren in het voortgezet onderwijs steeds minder boeken?)
- Voorspellen
- Welke ontwikkelingen op het gebied van werkgelegenheid kunnen de komende vijf jaren worden verwacht?
- Vergelijken
- Welke samenhang bestaat er tussen rookgedrag en gezondheid? Is er verschil in rookgedrag tussen lager en hoger opgeleiden?
- Evalueren
- In welke mate waarderen de klanten bij de supermarkt de prijzenoorlog? Wat vinden meisjes tussen de 13 en 15 jaar van het blad Girl?
- Voorschrijven
- Welke suggesties kunnen worden gedaan (maatregelen kunnen worden genomen) om de kwaliteit van de bediening in restaurant ’d’Oude Molen’ te optimaliseren?
- Ontwikkelingen volgen
- Welke trends op het gebied van gezondheidsgedrag kunnen vanaf 1995 worden waargenomen?
-
redenen begripsafbakening
- De betekenis van een begrip staat vast en is helder gedurende de rest van het onderzoek
- stipulatief is een tijdelijke betekenis alleen voor dit onderzoek
- Je laat heel duidelijk de grenzen van je onderzoek zien, wat je wel en wat je niet gaat onderzoeken
- De afbakening van een begrip bepaalt welke informatie straks, tijdens de dataverzameling, moet worden verzameld
-
Informatie zoeken
- Is er al eerder over dit onderwerp gepubliceerd?
- Is er al eens onderzoek verricht?
- Is iemand anders hier ook mee bezig?
- Zijn er modellen die mogelijke oplossingen bieden?
-
Methode
- Big6™
- Berkowitz (Eisenberg & Berkowitz, 1992; Canning, 2002)
- zoekvraag formuleren
- hoeveel info heb jezelf of mensen in je buurt
- Kies de juiste zoekstrategie
- Bepaal waar je gaat zoeken
- via metacrawlers, vb: Ixquick, Vivisimo, Mamma, Dogpile en SurfWax.
- via google
- http://scholar.google.nl/
- allintitle: milieuramp zee
- in Word- of Acrobat-indeling te zoeken door achter de zoekopdracht te typen ‘_filetype_:doc’ of ‘_filetype_:pdf
- Bestudeer de informatie en selecteer wat je nodig hebt
- Organiseer de informatie zó dat je een antwoord op je vraag kunt geven
- Evalueer het resultaat
-
Informatie verzamelen
- Als onderdeel van het vooronderzoek;
- Als methode bij bijvoorbeeld literatuuronderzoek;
- Als methode om nieuwe informatie te verzamelen.
-
Logboek
- Keuzes die je maakt;
- Argumenten, ideeën;
- Tijdpad;
- Proces;
- Inhoud;
- Methode;
- Populatie en steekproef;
- Zaken waar je tijdens de analyse tegenaan loopt;
- Leermomenten;
- Interpretatiemogelijkheden;
- Terugkoppelingen naar de vraagstelling.
-
Tijdens
- Zit ik nog op het juiste spoor?
- Waar moet ik wat veranderen?
- Waar wil ik ook alweer heen?
- wat was de onderzoeksvraag eigenlijk?
- Is het tijdpad nog haalbaar?
-
Cyclus
- Verzamelen
- Analyseren
- Evalueren
- Ontwerpen
-
Kwaliteitscriteria
-
Onafhankelijk en objectief (intersubjectief)
- onderzoek moet bij een andere onderzoeker hetzelfde resultaat opleveren
- Toetsbaarheid van uitspraken
- generaliseerbaar (zo'n grote groep mensen als mogelijk)
-
Practische criteria
- efficiënt
- bruikbaar
- onderzoeker altijd wetenschappelijke houding
-
Betrouwbaarheid
- hoe minder toevallige fouten--> hoe betrouwbaarder
-
Verbeteren door:
- grote steekproef
- Interbeoordelaarbetrouwbaarheid (verschillen tussen waarnemers)
-
triangulatie
- onderzoeker gebruikt > 1 dataverzamelingsmethode (vaak drie)
-
Test-Herstest
- zelfde vraag nog eens (andere schaal)
-
Proefinterview
- kwalitatief onderzoek kan een proefinterview de betrouwbaarheid van je topiclijst verhogen
-
Peer examination
- collega vragen nameten/nalezen
- Rapportage en verantwoording
-
Te Berekenen
-
Interne consistentie met Cronbach’s Alpha.
- Hiermee ga je na in hoeverre je met een aantal items (variabelen) betrouwbaar een begrip kunt meten
- Test-hertest en vervolgens de correlaties berekenen
- Betrouwbaar - Valide
-
Validiteit
-
vrij is van systematische fouten
- Bewust fout
- Sociaal wenselijk
-
Oplossingen
- systematische analyses
- bv assessments
- Het bijhouden van aantekeningen in een logboek,
- het registreren van de informatie
- gebruikmaken van onderliggende theorieën
- kijken of er gevallen zijn die je informatie juist tegenspreken
- ‘peer evaluation’, audits, informanten
- De meervoudige onderzoeksopzet (triangulatie)
- trekken van steekproeven moet in elk geval gericht zijn op je doel
-
Interne validiteit
- Mate waarin items samen betrouwbaar één construct beschrijven. Zie betrouwbaarheidsanalyse.
-
Externe validiteit
-
begrips- of constructvaliditeit
- meet je wat je wilt meten=
-
Populatie
- is populatie afspiegeling werkelijkheid
- Zuiverheid van onderzoek waarbij je kijkt naar de reikwijdte van je onderzoek
- Bruikbaarheid
-
Onderzoeksvoorstel
-
Aandachtspunten
- Wees volledig in je voorstel, wie is opdrachtgever/opdrachtnemer
- Houd de aanleiding, probleemafbakening en opzet kort en duidelijk;
- taakverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer te vermelden;
- Lever je werk verzorgd en correct in, ook al is het een voorstel;
- Zorg voor een professionele uitstraling;
- Maak de inhoud herkenbaar voor de opdrachtgever
- zorg voor een begeleidend schrijven.
- houd rekening met de terminologie die bij opdrachtgever gebruikelijk is
- gebruik geen jargon dat niemand begrijpt;
-
Onderdelen voorstel
- vraag van de opdrachtgever
- aanleiding
- achterliggende doelstelling
- afbakening van de begrippen
- hoe kan deze vraag beantwoord worden
- Budget
- Planning
-
Fouten
- Duur is goed;
- De lezer kent ons natuurlijk
- heel veel opschrijf, dan zit er altijd wel iets goeds bij;
- weinig opschrijf, dan kan ik ook niet veel fouten maken;
- teamgenoot heeft het geschreven, dus ik weet van niks!
-
Operationele enquêtevragen
- van begrip naar vraag _ meetbaar maken
-
eisen vragenlijst
- Bruikbaar
- Leesbaar en helder is, concreet en één uitleg vatbaar;
- Compleet
- Vragen bevat die ‘meten wat je wilt meten’;
- Neutraal is, respondenten niet in een bepaalde richting sturen
- Niet te lang is, maar zo compact mogelijk;
- Geen vergaarbak wordt: alles wat je altijd al wilde weten, maar nooit kans voor kreeg.
-
geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid verbeteren
- structuur vragenlijst voor alle respondenten gelijk
- formulering van vragen voor alle respondenten gelijk
- formulering van antwoordmogelijkheden voor alle respondenten gelijk
- niet te veel open vragen zijn opgenomen;
- een logische volgorde in de vragen zit
- Vragen over hetzelfde onderwerp bij elkaar staan;
- blok vragen wordt voorafgegaan door een inleiding waarin het doel wordt uitgelegd.
-
tips bij maken lijst
- Begin met eenvoudige, algemene en aantrekkelijke vragen, vermijd confronterende vragen aan het begin
- wél op je doel (het hoofdonderwerp) af, draai er niet omheen
- Zet moeilijke vragen niet helemaal aan het eind van een vragenlijst; de kans bestaat dat minder zorgvuldig worden ingevuld. Moeilijke of gevoelige vragen het beste bij het begin van het tweede deel van de vragenlijst plaatsen. Aan het eind beter eenvoudige vragen stellen
- Groepeer vragen met dezelfde antwoordcategorieën, maar zorg tegelijkertijd voor afwisseling. Zo voorkom je dat bepaalde ‘antwoordpatronen’ ontstaan.
-
goede routing
- vragen stellen op basis van antwoord van voorgaande vragen
-
soorten antwoorden
- Enkelvoudig (leeftijd, uren)
- Schaal (likert)
- Lijst
- Open antwoord
- Half open antwoord (anders: ____)
- Meervoudig
- Dichotoom (boolean)
-
Meten
-
variabelen
-
kwalitatief
- niet mee rekenen
-
kwantitatief
- mee rekenen
-
discreet
- integers (eindig aantal mogelijkheden)
-
continue
- decimals
-
Speciale
-
Dichotome
- Boolean
- Schalen
-
Meetniveaus
-
nominaal
-
categorie, kwalitatief, discreet
- bv. politieke partijen, man/vrouw
-
ordinaal
-
rangorde (categorieën), kwalitatief, discreet
- temperatuur, salarisschalen, opleidingen
-
interval
-
kwantitatief, continue
- Geen natuurlijk nulpunt
- verhoudingen zijn niet gelijk (10->20 graden (2x)
is andere beleving als 20-40 (2x)
-
ratio
- kwantitatief, continue, natuurlijk nulpunt
-
Beschrijving één variabele
- Absolute frequenties
- relatieve (%)
-
SPSS
- Frequentie
- relatieve frequentie
- Valid percentage (geldige waarnemingen)
- Cumulatieve waarnemingen (som relatieve waarneming)
-
Grafieken
-
Cirkel
- Tonen verhoudingen tussen categorieën;
- Kwalitatieve variabelen;
- Slechts enkele waarden;
- Nominaal of ordinaal meetniveau;
- Een volledige cirkel geeft 100% van verdeling weer.
-
Staaf
- Tonen van verhouding tussen categorieën;
- Kwalitatieve variabelen;
- Slechts enkele waarden;
- Nominaal of ordinaal meetniveau;
- Elke waarde vormt een aparte staaf
-
Histogram
- Tonen van vorm van een verdeling;
- Wordt gezien als staafdiagram voor continue variabelen;
- bv nominaalverdeling
- Kwantitatieve variabelen;
- Interval of ratio meetniveau;
- Grenzen van categorieën sluiten op elkaar aan.
-
Lijn
- Tonen van trends in kenmerk (in de tijd);
- Kwantitatieve en continue variabelen;
- Meetniveau interval of ratio;
- Onbeperkt aantal waarden.
-
Spreiding
- Tonen van spreiding van een kenmerk;
- Kwantitatief en continue;
- Meetniveau vanaf interval;
- Aandacht voor ‘uitschieters’ (uitbijters of outliers genoemd)
-
Dotplot
- Per waarneming een puntje
-
Boxdiagram
- Tonen van verdeling van een variabele;
- Uitgangspunt is de middelste waarneming (ook wel mediaan genoemd);
- aandacht voor de ‘middelste’ 50% van alle waarnemingen;
- Meetniveau vanaf ordinaal;
- De middelste 50% van de waarnemingen wordt gevormd door de ‘box'
de ‘stelen’ lopen vanaf het minimum tot het maximum
met uitzondering van de uitbijters. Die worden apart aangeduid.
-
Centrummaten
-
Modus (xmod)
- waarneming die het meeste voorkomt
-
Biomodaal
- kenmerk twee categorieën (of waarden) die het meeste voorkomen
-
Mediaan (xmed/x.50)
- middelste waarneming of gemiddeld van de middelste 2
- Rekenkundige gemiddelde
-
Gewogen gemiddelde
- optellen van waarnemingen incl. gewicht
-
Spreiding
- Variatiebreedte
- xMax - xMin
- Interkwartielafstand
- xMax(75%)-xMin(25%)
- Variantie
- Vanaf interval variabelen
- gemiddelde gekwadrateerde afwijking van het gemiddelde
hoe ver verspreid rondom het gemiddelde
- Standaarddeviatie
standaardafwijking
- afgeleide van de variantie, Gauss Kromme
-
meerdere variabelen
- gevonden verschillen niet op toeval berusten
Zekerheid 95% om uitspraak over populatie doen
-
Onafhankelijk
- ook wel oorzaakvariabele (of predictor) genoemd
omdat daarmee een situatie wordt gemanipuleerd.
- De onafhankelijke variabele zélf ligt vast, maar deze veroorzaakt een verandering.
- kruistabel: de kolom
-
Afhankelijk
- variabele die verandert onder invloed van de onafhankelijke variabele
- effectvariabele, gevolgvariabele genoemd
- kruistabel: de rijen
- SPSS proces kruistabellen
-
Pearson’s (Product Moment) Correlatie Coëfficiënt
- relaties tussen twee variabelen in een getal uit te drukken
alleen mogelijk vanaf variabelen interval of rationeel niveau
-
p-waarde
- zegt iets over de zekerheid dat de correlaties ook iets over de populatie zeggen (95% noodzakelijk)
p moet kleiner zijn dan 5%
-
Grafieken
- Staafdiagrammen
(kolommen naast elkaar)
-
Spreidingsdiagram
- afhankelijke in Y-as
- onafhankelijke X-as
-
Lijndiagram
- Tijd in X-as
- Gemeten waarde in Y-as
-
Proces figuren in SPSS
- of
-
Rapportage
-
Beoordelen kwaliteit verslag
-
Doelgroepafhankelijk
-
Onderzoekers
- doel kan hier zijn om een theorie te belichten of een methode te toetsen
-
Studenten
- duidelijk maken van een onderzoeksopzet
-
Managers/beleidsmakers
- resultaten van een onderzoek beleid te ontwikkelen
- samenvatting is voldoende
-
Uitvoerenden
- taal van de gebruiker
-
Breed publiek
- moeilijk ivm diversiteit lezers
-
Onderdelen
-
Titelpagina
- * Complete titel en eventueel ondertitel
- * Naam onderzoeker(s)/auteur(s)
- * Datum en plaats
- * Instituut
- * Naam coördinator/begeleider
-
Inhoudsopgave
- * Altijd opnemen in je onderzoeksverslag
- * Bij artikelen is een inhoudsopgave niet nodig
-
Inleiding
- * Aanleiding tot het onderzoek
- * Doel van het onderzoek (onderzoeksdoel en doel opdracht)
- * Probleemstelling en deelvragen
- * Begripsafbakening
- * Theoretische ondersteuning (modelbouw)
-
Samenvatting
-
abstract
- * Ongeveer een halve pagina A4
- * Probleem- en doelstelling
- * Opzet, resultaten en belangrijkste conclusies
- * Relevante informatie!
- * Kort en bondig
- management samenvatting
-
Middenstuk
- Zoals onderzoek is uitgevoerd
- Theoretische introductie;
-
Methode;
- * Populatie en steekproef
- * Onderzoeksontwerp
- * Meetinstrumenten (operationalisatie)
- * Analysemethoden
-
Resultaten;
- * Verloop van de dataverzameling en respons
- * Beschrijving van de onderzoeksgroep
- * Kwantitatieve en kwalitatieve resultaten
- * Tabellen, diagrammen en overzichten (niet bij APA-opmaak)
- * Onafhankelijke weergave van resultaten
- * Nog geen conclusies
-
Conclusie en discussie
-
Terugkijken
- * Herhaling centrale vraagstelling en doelstelling
- hoe te werk gegaan
- * Koppeling van de resultaten aan de vraagstelling
-
* Antwoord op de centrale vraagstelling en interpretatie
- meest relevante analyses meenemen
- Verwijzingen naar literatuur
- interpretatie van resultaat
- * Overige conclusies
- * Evaluatie van de resultaten methodologisch (SWOT = sterkte-zwakteanalyse)
- leermomenten
-
kwaliteit
- betrouwbaarheid
- validiteit
- bruikbaarheid
-
De discussie
- je eigen mening kwijt
- Kritische kanttekeningen bij het onderzoek
- , je kunt bijvoorbeeld nieuwe punten aansnijden;
- Suggesties voor toekomstig onderzoek
- aanbevelingen doen
- organisatie
- nieuw onderzoek
-
Literatuur/Bibliografie
- Meer te vinden op
-
Bijlagen
- Onderwerplijsten;
- Volledige vragenlijsten;
- Uitnodigingsbrieven;
- Aanvullende resultaten;
- Te grote tabellen;
- Niet direct relevante informatie;
- Responsgegevens, tabellen en technische uitwerkingen van toetsen (afhankelijk van doelgroep).
-
Tips
- Is de tekst helder, overzichtelijk en eenduidig?
- Is de tekst voor iedereen goed te lezen? Geen vakjargon dus!
- Zet citaten tussen aanhalingstekens;
- Controleer de tekst op spelling en grammatica;
- Controleer de tekst op stijl;
- Gebruik een overzichtelijke en eenduidige paragraafindeling;
- Controleer of je paragraaftitels duidelijk zijn, of zij de lading dekken;
- Houd telkens dezelfde opmaak aan.